Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij [16]liet uitroepen, en men [17]sprak te Nineve, uit [18]bevel des konings en [19]zijner groten, zeggende: Laat mens [20]noch beest, rund noch schaap, iets smaken, laat ze niet weiden, noch water drinken. 16. Anders: riep [het volk] bijeen. 17. Hebr. hij zeide; dat is men beval, gebood, gelijk elders. Zie Neh.13:9, Neh.13:19, en verg. hfdst.2 vs.10. Of, hij [de koning] zeide, dat is liet zeggen, uit bevel van den koning; dat is, zijn bevel en zijner groten, gelijk volgt. 18. Hebr. eigenlijk, smaak, dat is oordeel, goedvinden en vervolgens bevel. Zie van het Hebr. woord Job 12:20. Alzo wordt dit woord in Ezra en Daniel dikwijls gebruikt. 19. De raadsheren, vorsten, voornaamsten in den staat. Zie 2 Kon.10:6, en 2 Kon.25:9; Jer.5:5, met de aantekening. 20. Niet alsof de beesten een redelijke ziel en verstand van bekering hadden, maar omdat zij verscheidenlijk van de mensen worden misbruikt, en om der mensen zonde mede moeten lijden, zo heeft men door dit droevig schouwspel de ingezetenen te meer tot deernis en medelijden willen bewegen, enz. Verg., de aantekening. op Joel 2:16.